Eikelboom - Ouwerkerk

TERUG naar STAMBOOM - naar OVERZICHT

Ouwerkerk-van Broekhoven


Jan van Broeckhoven ca.1565


De roots van de familie van Broekhoven liggen in Zaltbommel.

Stad Zaltbommel
De oudste berichten over de stad Zaltbommel stammen uit het jaar 850. Toen was het niet meer dan een kleine nederzetting "Bomela" geheten. In 999 kreeg de plaats recht van tol en munt, alsmede van gruit, een stof waarmee het bier tot gisting werd gebracht. Graaf Otto II van Gelre verleende in 1231 de plaats stadsrechten. In 1316 werden deze vernieuwd en bevestigd door Graaf Reinald van Gelre. Uit die periode stammen de stadsmuren.
Tot het begin van de 17e eeuw hielden de inwoners zich bezig met nijverheid en handel en de stad kende grote bloei. Rond 1629 na de verovering van 's-Hertogenbosch door Prins Frederik Hendrik nam de betekenis van Zaltbommel af omdat 's-Hertogenbosch de functie van grensplaats overnam.
Bovendien verminderde de scheepvaart op de Waal, doordat zich ter hoogte van de stad een zandplaat vormde. Toch bleef het een belangrijke stad.
Midden 19e eeuw was er betrekkelijk veel industrie en waren er 10 scholen, waaronder een Latijnse school. De stichter van het KNMI, C.H.D. Buys Ballot, was leerling van deze school. In 1869 kwam er een spoorbrug over de rivier, terwijl in 1933 de eerste verkeersbrug kwam. De Martinus Nijhoffbrug is in 1996 geopend.
Een aardige aanduiding over het oudste verleden vinden we in de stadsnaam zelf. Deze omvat in feite drie lettergrepen: Zalt, Bomm en El. Ieder van deze stukjes heeft zijn eigen betekenis. Het laatste stukje El is een restant van het Germaanse woord "Loo" , dat droge verhoogde plek betekende., waarop je kon wonen. Bom zou verwijzen naar "boom". In combinatie met het woord "Loo" betekent dit dat het gaat om een hogere bewoonbare plek waarop veel bomen groeiden. In de dertiende eeuw is het voorvoegsel "Zalt" erbij gekomen. Dit voorvoegsel diende vooral te onderscheiding van de plaats Maasbommel. De herkomt van het voorvoegsel Zalt is niet helemaal duidelijk, aangezien er geen sprake was van belangrijke zouthandel of zoutwinning.

Van de eerste generatie is niet veel bekend. De naam Jan is te herlijden van de tweede naam van beide zonen. Ten minste, we nemen aan dat deze twee heren broers zijn.
De link met onze familie is niet heel zeker, maar omdat het de enige van Broekhovens zijn in die tijd is de verwantschap een mogelijkheid.
In de 'verzameling van Rueb" komen 2 van Broeckhovens voor: een metselaar en een knopenmaker, dit zouden Hendrick en Jan kunnen zijn.
Als je kijkt naar de talenten in de familie is een knopenmaker de meest waarschijnlijke voorvader.

Knoopmaker, knoopdraaier (Knoopenmaker)

Als grondstof werden allerlei materialen gebruikt: o.a. hout, been, hoorn, ivoor, verschillende metalen en halfedelsteen. Voor ieder materiaal was er een eigen bewerkingsmethode.

Veel knopen werden uit been gemaakt of uit ebben-, kornoelje- of palmhout. Dit materiaal werd in stripjes op de juiste dikte gezaagd, waaruit men de knopen stak op een trap-draaibank. De draaier had in zijn hand zo'n strip. Nadat hij met de voet de spil met het gereedschap in draaiing had gebracht, schoof hij met de linkerhand de spil naar rechts, zodat de beitel al draaiende in de strip werd gestoken. Wanneer één zijde van het stripje bewerkt was, keerde hij het om en profileerde de tweede kant van elke knoop.
De middelste punt van de beitel kwam al bij de eerste bewerking door de strip heen en het zo gevormde gat diende om de tweede bewerking op de goede plaats te laten plaatsvinden. Werd de knoop met stof bekleed, dan bleef het bij dit ene gat. Vastnaaien gebeurde dan in de stof.
Bleef de knoop kaal, dan boorde men er op een 2- of 4-spillige trap-boormachine in een maal de gaten in om hem vast te kunnen naaien. Midden vorige eeuw maakte een kind van 10 jaar 20 tot 25 van deze knopen per minuut.

Voor hoorn werd een andere methode gevolgd. Eerst werd de hoorn in kokend water zacht gemaakt, waarna men er stripjes van knipte, vervolgens vier- en daarna achtkantjes. Zo ontstonden de blanks. Deze werden in een oven verwarmd en daarna per 6 à 10 in een soort 'wafelijzer' gelegd, dat enkele minuten onder een schroefpers geklemd werd tot de hoorn afgekoeld was. Van de knopen, die hol/bol van vorm waren, werden de randen dan afgebraamd en gladgevijld waarna ook hier de gaten werden geboord.

knopendraaier 16e eeuw knopendraaier werktuigen knopendraaier 19e eeuw

Tinnen knopen goot men in een meervoudige matrijs van gietijzer. Voor knopen met een reliëf werd deze matrijs gegraveerd. De matrijshelft van de achterkant was meestal voorzien van gaatjes waar voor het gieten de vertinde oogjes stuk voor stuk in werden geplaatst. Ze staken in de matrijsholte uit en hechtten in het stollende tin.

Voor knopen uit plaatmetaal ging men uit van messing, tombak of koperstrip. Tombak is een goudkleurige legering van koper en zink en is zeer geschikt voor voorwerpen, die later verguld moe(s)ten worden. Dit plaatmetaal werd op de juist dikte gehamerd of gewalst. Met een schroefpers werden hier de cirkelvormige blanks uitgeperst. Dit was vooral vrouwenwerk. Productie: 30 per minuut. De scherpe ponsranden werden veelal door jongetjes afgebraamd. Een andere arbeider maakte uitsluitend oogjes, die door de vrouwen op de blanks werden geplaatst, die dan in een oven werden gesoldeerd. Eventueel werden de platte knopen nog onder een valhamer hol/bol geslagen tussen twee stempels.
Knopen uit plaatmetaal werden soms vertind maar dikwijls verzilverd of verguld. Het vergulden gebeurde met amalgaan, een verbinding van goud en kwik, dat uit bladgoud werd bereid. Wanneer het amalgaan op de knopen moest worden aangebracht moest het kwik worden afgedampt. Dit gebeurde oorspronkelijk in een open vuur, wat erg schadelijk voor de gezondheid was van de vrouwen die dit werk deden.
In de periode 1850-1880 ging men over tot het gebruik van speciale ovens met afzuiging van de kwikdamp, die dan gecondenseerd en hergebruikt kon worden.

Omstreeks 1840 begon in Engeland de productie van porseleinen knopen. De Fransman Bapterosse verbeterde het procédé aanzienlijk en was binnen enkele jaren monopolist in Europa.



Jan VAN BROECKHOVEN werd geboren omstreeks 1565.

Jan trouwde met een onbekend persoon.
Hij heeft twee kinderen: Hendrick Janssen en Jan Jansen.


de kinderen:



Hendrick Janssen VAN BROECKHOVEN werd geboren omstreeks 1590.
Hendrick trouwde met Hendricksken Jans VAN LEVEK vóór 1627. Hendricksken is overleden vóór 1627.
Hendrick trouwde vervolgens met Anneke HERMANS op 16 januari 1626/27 in Zaltbommel.1 Anneke is overleden vóór 1628.

    Huwelijksnotities: Hendrick Janssen van Broeckhoven weduwenaer van zaliger Hendricksken Jans van Levek?), met Anneken Hermans jongedochter van Saltbommell. Getrouwt den 16.01.1627.
    ?)Op de originele akte is het niet goed te zien wat haar achternaam is, doordat de J van Janssen er doorheen loopt. Het kan ook van Loock zijn.

Hendrick trouwde vervolgens met Isabel TILEMANS op 25 november 1628 in Zaltbommel.1
Zij hebben één zoon?): naam onbekend.

    Huwelijksnotities: 09.11.1628 Hendrick Hanssen van Broeckoven weduwenaer van zaliger Anneken Hermans, ende Isabel Tilemans jongedochter van Salt-Bommell. Getrouwt den 25.11.1628.
  • Zij gingen op 9 januari 1627/28 in Zaltbommel in ondertrouw.



Jan Jansen VAN BROECKHOVEN werd geboren omstreeks 1595.
Jan trouwde met Leuntien REIJNIERS op 23 november 1623 in Zaltbommel.1 Leuntien werd geboren in Middelborch.
Zij hebben één zoon?): naam onbekend.

    Huwelijksnotities: Jan Jansen van Broeckhoven jongman van Bommel, Leuntien Reijniers jonge dochter van Middelborch

?)Zoals eerder opgemerkt is niet bekend of NN van Broeckhoven een zoon is van Hendrick of van Jan.



kaart Bommelerwaard ca. 1660



Bronvermeldingen:

1. Streekarchief Bommelerwaard.